/

/

het belang van een goed transfer pricing beleid bij de inwerkingtreding van de belgische cfc-wetgeving

Tax & Legal
14 januari 2019

door Biene Ongenaert

Het belang van een goed transfer pricing beleid bij de inwerkingtreding van de Belgische CFC-wetgeving

Winstverschuivingen zijn reeds geruime tijd topprioriteit voor de OESO, de G20 en Europa. Het resultaat daarvan zijn de diverse maatregelen die onder meer in het kader van het BEPS-actieplan werden doorgevoerd. In 2016 heeft België een eerste grote stap gezet tegen de strijd van internationale belastingontwijking met de invoering van de transfer pricing documentatieverplichting.  Sinds 1 januari 2019 is de nieuwe CFC-wetgeving in België in werking getreden. Hiermee neemt België de volgende stap in de strijd tegen internationale belastingontwijking. Waar de eerste maatregel zich beperkt tot een documentatieverplichting, is de CFC-wetgeving een stuk pro-actiever. Ingevolge de nieuwe CFC-wetgeving kan de Belgische administratie, onder bepaalde voorwaarden, buitenlandse winsten in hoofde van de Belgische controlerende aandeelhouders belasten.

Het belang van een goed transfer pricing beleid bij de inwerkingtreding van de Belgische CFC-wetgeving

De CFC-wetgeving

Het doel van de CFC (Controlled Foreign Company)-wetgeving is om winstverschuivingen naar landen met een laag belastingtarief te bestrijden. De nieuwe antimisbruikbepaling voorziet in de mogelijkheid om buitenlandse (niet-uitgekeerde) winsten van een gecontroleerde dochtervennootschap te belasten bij de Belgische controlerende moedervennootschap/aandeelhouder. Dit betekent onmiddellijk het einde van het huidig basisprincipe  dat winsten van buitenlandse dochtervennootschappen of inrichtingen niet tot de Belgische heffingsbevoegdheid behoren.

Vanzelfsprekend kunnen niet zomaar alle buitenlandse winsten in België belast worden. Onder de Belgische CFC-wetgeving kunnen enkel niet-uitgekeerde winsten van een buitenlandse entiteit belast worden die voortkomen uit kunstmatige constructies die opgezet zijn met als wezenlijk doel een belastingvoordeel te verkrijgen. Zo viseert de bepaling onder meer de niet-uitgekeerde buitenlandse inkomsten van dochterondernemingen die in werkelijkheid behaald werden uit sleutelfuncties die in België uitgeoefend worden.

Voorbeeld (uit de memorie van toelichting): een Belgische vennootschap verplaatst de intellectuele rechten van een door haar ontwikkeld computerprogramma naar een dochtervennootschap in Hongarije. Dit computerprogramma wordt echter nog regelmatig bijgewerkt door werknemers van de Belgische vennootschap. Het is duidelijk dat in deze situatie de relevante sleutelfuncties zich in België bevinden. Op basis van de CFC-regels kan de winst die de Hongaarse vennootschap behaald heeft ingevolge de verkoop of verhuur van licenties voor het gebruik van dit programma, in België belast worden

Voor de toepassing van de Belgische CFC-wetgeving moeten vier voorwaarden cumulatief voldaan zijn:

1. Multinationale groep

De Belgische belastingplichtige moet onderdeel zijn van een multinationale groep (i.e. gevestigd zijn in meer dan één land). Dit begrip moet erg ruim geïnterpreteerd worden waardoor ook buitenlandse vaste inrichtingen en transparante entiteiten onderworpen zijn aan de CFC-wetgeving.

2. Land met een laag belastingtarief

De buitenlandse entiteit moet gelegen zijn in een land met een laag belastingtarief. Een belastingtarief wordt als ‘laag’ aangemerkt indien het buitenlands tarief minder is dan de helft van het Belgisch tarief dat van toepassing zou zijn als de vennootschap in België gevestigd zou zijn.  Om te bepalen of er sprake is van een laag belastingtarief moet dus zowel rekening gehouden worden met het belastingtarief als met de belastbare basis. Dit kan het best aangetoond worden aan de hand van een voorbeeld.

Bijvoorbeeld: een buitenlandse dochtervennootschap heeft in 2018 een belastbare basis van 100 EUR in een land met een belastingtarief van 15%. De verschuldigde buitenlandse belastingen bedraagt dus 15 EUR. Op het eerste zicht lijkt hier geen sprake te zijn van een ‘laag belastingtarief’ want 15% is meer dan de helft van het Belgisch vennootschapsbelastingtarief (29% vanaf 2018).
Doch wanneer we de belastbare basis van de buitenlandse vennootschap volgens de Belgische wetgeving zouden gaan bepalen, dan bedraagt de belastbare basis 200 EUR. In dat geval, is de dochteronderneming toch gelegen in een land met een laag belastingtarief. Het effectief buitenlands belastingtarief, rekening houdend met de Belgische belastbare basis, bedraagt immers slechts 7,5% (15 EUR is gelijk aan 7,5% van de Belgische belastbare basis van 200 EUR)

3. Controle

De Belgische belastingplichtige moet rechtstreeks of onrechtreeks controle uitoefenen over de buitenlandse entiteit. Dit betekent dat de Belgische belastingplichtige moet beschikken over meer dan 50% van de stemrechten, een deelneming van minstens 50% of recht moet hebben op de meerderheid van de winst.

4. Winsten verbonden aan Belgische sleutelfuncties

België heeft bij de invoering van de CFC-wetgeving gekozen voor de ‘transactional approach’. Dit heeft als gevolg dat onder de Belgische CFC-wetgeving enkel de buitenlandse niet-uitgekeerde winsten die in werkelijkheid verbonden zijn aan Belgische sleutelfuncties geviseerd worden.

Andere Europese landen hebben gekozen voor de ‘entity approach’ waarbij  bepaalde categorieën van passieve inkomsten zoals dividenden, royalty’s en interesten belast kunnen worden onder de CFC-wetgeving zonder rekening te houden met de activiteiten van de moedervennootschap.

Het belang van een goed transfer pricing beleid

De controles op het gebied van transfer pricing werden de laatste jaren reeds gevoelig opgetrokken door de Belgische administratie. De controleambtenaren van de grote ondernemingen nemen voortaan transfer pricing mee op hun controlelijst (hierin bijgestaan door de cel verrekenprijzen). Het hebben van een transparant en consistent transfer pricing beleid wordt meer en meer essentieel.

Voor bedrijven die hun transfer pricing beleid goed op orde hebben, zal de impact van de CFC-wetgeving dan ook zeer beperkt zijn.

Een goed transfer pricing beleid zorgt immers voor een marktconforme vergoeding tussen verbonden vennootschappen rekening houdend met de gedragen functies, risico’s en aanwezige activa. Op deze manier werd bijvoorbeeld reeds een at arm’s length vergoeding in de winst van de Belgische vennootschap begrepen voor haar tussenkomst in de sleutelfunctie.

Hoewel het nog relatief stil is rond de nieuw CFC-wetgeving, zijn de mogelijke gevolgen in hoofde van de Belgische controlerende aandeelhouders van een multinationale groep niet te onderschatten. Bovendien werd op 1 januari 2019 de CFC-wetgeving in alle Europese landen ingevoerd.  

Heeft u vragen over uw transfer pricing beleid of over de impact van de nieuwe CFC-wetgeving op uw vennootschap? Aarzel dan niet om contact op te nemen met een van onze specialisten via contact@vdl.be.

Deel dit artikel

Biene Ongenaert

Senior Advisor International biene.ongenaert@vdl.be

Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.


Nieuws en inzichten

Lees onze laatste inzichten en nieuwsberichten om op de hoogte te blijven van veranderingen in jouw sector.