door Sven Loosvelt en Elien Verbrugge
Omdat schoolgebouwen voor sociale doeleinden worden gebruikt en dat zonder winstoogmerk, genieten zij van een vrijstelling in de onroerende voorheffing. Maar wat als diezelfde schoolgebouwen ook voor andere doeleinden worden gebruikt? In een Administratieve omzendbrief wordt hier meer duidelijkheid rond geschept. Wij namen de omzendbrief voor u onder de loep.
In heel wat scholen worden bepaalde delen van het schoolgebouw, denk maar aan klaslokalen, de refter, de keuken of de turnzaal, ter beschikking gesteld aan derden. Wanneer die gebruikt worden door derde partijen zoals jeugdbewegingen, socio-culturele verenigingen of privépersonen, dan vormt dat in principe geen belemmering voor de vrijstelling van onroerende voorheffing.
Het is wél belangrijk dat de lokalen nog steeds hoofdzakelijk voor onderwijs bestemd blijven. Dat betekent dat ze in principe alleen maar buiten de normale lestijden ter beschikking gesteld mogen worden. Een occasionele terbeschikkingstelling tijdens de normale lesuren wordt echter niet geweigerd. Occasioneel wordt door de Administratie gezien als hoogstens vijf lesuren per week.
Heel wat scholen bieden voor- en naschoolse kinderopvang aan. Wanneer de kinderen voor of na de schooluren onder begeleiding van een leerkracht in leslokalen blijven tot hun ouders hen komen ophalen, dan stelt dit geen probleem. De opvang vindt immers plaats in reeds vrijgestelde lokalen. Wanneer de opvang echter buiten de schoolgebouwen gebeurt, dan wordt de vrijstelling van de locaties geweigerd. Het louter voorzien in een tijdelijke opvang houdt namelijk geen didactische activiteit in. De lokalen worden dan ook niet rechtstreeks voor het onderwijs aangewend.
In sommige gevallen is de conciërgewoning rechtstreeks verbonden aan de school. We kunnen ons hierbij echter de vraag stellen of deze woning noodzakelijk is voor een goede organisatie en werking van de onderwijsactiviteiten. Die vraag wordt daarom altijd geval per geval onderzocht en hangt af van de taken die conciërge uitvoert. De vrijstelling voor een scholencomplex dat bijvoorbeeld onder toezicht van een bewakingsfirma staat, zal wellicht geweigerd worden.
Bij schoolgebouwen of lokalen die leegstaan, is het niet altijd duidelijk of ze wel noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het sociale doel. De kans bestaat dan ook dat de vrijstelling wordt geweigerd. Om te bepalen of er sprake is van een langdurige leegstand, hanteert de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) een termijn van drie jaar. Hierbij wordt gerekend vanaf 1 januari van het aanslagjaar waarvoor de vrijstelling wordt onderzocht. Als blijkt dat er concrete stappen werden ondernomen om de leegstand te beëindigen (denk aan bouwvergunningen of renovatieplannen), dan blijft het recht op vrijstelling behouden.
Mocht u vragen hebben over de toepassing van de vrijstelling in de onroerende voorheffing, neem dan zeker contact op met een van onze specialisten via contact@vdl.be.
Sven Loosvelt
Certified Tax Advisor sven.loosvelt@vdl.be
Elien Verbrugge
Certified Tax Advisor elien.verbrugge@vdl.be
Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.
Lees onze laatste inzichten en nieuwsberichten om op de hoogte te blijven van veranderingen in jouw sector.