door Willem De Bock en Kathy Vroman
Bij de start van deze regeerperiode engageerde de federale regering zich om de tweede pensioenpijler net zo toegankelijk te maken voor zelfstandigen zonder als voor zelfstandigen mét vennootschap. Vanaf 2018 zal het voor eenmanszaken dan ook mogelijk zijn om een extra pensioenkapitaal op te bouwen bovenop het VAPZ. Hiervoor werd een nagelnieuw pensioenvehikel opgericht: de Pensioenovereenkomst voor Zelfstandigen of kortweg POZ.
Zelfstandigen die sociale bijdragen betalen in hoofdberoep kunnen voor een aanvulling op hun wettelijk pensioen terecht in het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen of het VAPZ. Hierin kan een premie van maximaal 8,17 procent van het netto belastbaar inkomen worden gestort. Het absoluut maximum voor 2017 is gelijk aan 3.127,24 euro. Voor zelfstandige bedrijfsleiders in een vennootschap komt daar de mogelijkheid van de Individuele Pensioentoezegging of IPT bovenop. Binnen de IPT bestaat geen absoluut maximum. De maximale premies zijn afhankelijk van de 80%-regel. Voor zelfstandige bedrijfsleiders is er dus vaak een hogere pensioenopbouw mogelijk.
Omdat de wetgever dit verschil graag wilde wegwerken, werd recent de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen of de POZ in het leven geroepen. Deze nieuwe vorm van pensioenopbouw werd op het eerste gezicht ontwikkeld naar het beeld van de IPT. De maximale aftrekbare premies binnen de POZ hangen immers ook af van een 80%-regel. De 80%-regel van de POZ verschilt echter van deze van de IPT, wat dan ook meestal in een lagere pensioenopbouw resulteert. Stortingen in de POZ genereren een belastingvoordeel van 30 procent. Bij storting is er, naar analogie met de IPT, een taks van 4,4 procent verschuldigd. De POZ wordt uitgekeerd bij pensionering en wordt daarbij onderworpen aan 3,55 procent RIZIV-bijdrage, 0 tot 2 procent solidariteitsbijdrage en 10 procent bedrijfsvoorheffing.
Omdat de bijdragen in het VAPZ, in tegenstelling tot de POZ, een aftrekbare beroepskost zijn, is het fiscaal voordeel van de POZ een stuk kleiner dan bij de bestaande mogelijkheden binnen de tweede pijler. Ook het pensioensparen en het langetermijnsparen blijken fiscaal interessanter. Het fiscaal voordeel is daar ook 30 procent, maar de eindfiscaliteit is gunstiger dan bij de POZ. Al moet bij het langetermijnsparen rekening worden gehouden met de cumulbeperking van bepaalde leninguitgaven.
Toch kan men ook voor de POZ, net zoals bij de andere mogelijkheden binnen de tweede pijler, het kapitaal gebruiken voor vastgoedfinanciering. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om te beleggen in tak 23-beleggingsfondsen. Gezien de huidige lage rentestanden is dit een onmiskenbaar voordeel ten opzichte van het VAPZ.
De POZ komt ten opzichte van de andere mogelijkheden in de tweede en derde pensioenpijler dus helemaal achteraan te staan. Toch bestaat er nog steeds een fiscaal voordeel ten opzichte van het vrij sparen bij uw bank of via een niet-fiscale verzekeringspolis. De pensioenovereenkomst voor zelfstandigen biedt dus zeker en vast de mogelijkheid om op een fiscaalvriendelijke manier een extra pensioen op te bouwen. Al kunt u beter toch eerst de andere fiscale mogelijkheden benutten.
Willem De Bock
Business Manager Risk Management willem.debock@vdl.be
Kathy Vroman
Certified Tax Accountant kathy.vroman@vdl.be
Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.
Lees onze laatste inzichten en nieuwsberichten om op de hoogte te blijven van veranderingen in jouw sector.