De wet van 1 juli 2016heeft de btw-regeling grondig gewijzigd voor de zogenaamde 'kostendelende verenigingen' of 'zelfstandige groeperingen'. Als gevolg van deze wet gelden nieuwe spelregels voor de toepassing van de btw-vrijstelling in het kader van dienstprestaties voor leden. Recente rechtspraak van het Europees Hof van Justitie lijkt het toepassingsgebied van deze vrijstelling echter te beperken.Volgens art. 44, §2bis W.btw geldt er een
specifieke btw-vrijstellingvoor zelfstandige groeperingen die diensten verlenen aan hun leden. Deze vrijstelling geldt enkel op voorwaarde dat:
- de leden van de groepering op geregelde wijze activiteiten verrichten die op grond van art. 44 W.btw zijn vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn;
- de activiteit van de groepering bestaat uit het verrichten van diensten aan haar leden die direct nodig zijn voor hun niet btw-plichtige of vrijgestelde activiteit;
- de aan het lid verrekende vergoeding maximaal zijn aandeel bedraagt in de door de groepering gedane uitgaven;
- de vrijstelling niet leidt tot concurrentieverstoring.
Een schoolvoorbeeld van zo'n zelfstandige groepering is een groep artsen die hun medisch secretariaatspersoneel poolen en de onderlinge verrekening van de loonkost vrij van btw afhandelen.
Het
toepassingsgebiedvan deze btw-vrijstelling is echter ruim. Elke groepering waarvan de leden geregeld een activiteit uitoefenen die op grond van art. 44 W.btw is vrijgesteld, kan in aanmerking komen. Hiertoe behoren onder andere activiteiten in het kader van gezondheidszorg, maatschappelijk werk, onderwijs en cultuur, maar ook bankactiviteiten en daden van (her)verzekering. De toepassing van de vrijstelling binnen deze laatste twee activiteiten wordt nu echter in vraag gesteld.
Het Hof van Justitie sprak zich namelijk recent uit over een bank- en verzekeringsmaatschappij die dienstprestaties afnam van een zelfstandige groepering. Volgens het Hof blijken deze maatschappijen voor de afname van de diensten géén recht te hebben op de btw-vrijstelling. Het Hof stelt immers dat de Europese richtlijn enkel geldt voor groeperingen waarvan de leden een activiteit van 'algemeen belang' uitoefenen. Bankdaden en verrichtingen van (her)verzekering vallen binnen deze visie dan ook buiten het toepassingsgebied. De Belgische regelgeving blijkt bijgevolg te ruim te zijn.
Er moet worden opgemerkt dat niet enkel bankdaden en verrichtingen van (her)verzekering uit de boot kunnen vallen. Het Belgische artikel 44 W.btw voorziet immers in een aantal andere vrijstellingen die niet passen binnen de definitie van 'activiteiten van algemeen belang'. Bovendien rijst de vraag hoe de uitspraken van het Hof van Justitie geïnterpreteerd zullen worden door overheidsinstanties die lid zijn van een zelfstandige groepering.
De uitspraken van het Hof van Justitie kunnen op vandaag niet worden aangewend door de Belgische btw-administratie. Dit vereist namelijk een voorafgaande aanpassing van de Belgische wetgeving.
Wij houden u verder op de hoogte van mogelijke ontwikkelingen. Hebt u op dit moment vragen over de impact op uw zelfstandige groepering of kostendelende vereniging, aarzel dan niet om ons te contacteren via
contact@vdl.be.