door Ellen Verstraete
De Belgische wetgever heeft een specifiek statuut ingevoerd voor studenten-zelfstandigen, dat zowel doorwerkt op sociaal vlak als op fiscaal vlak. Studenten-zelfstandigen zijn (1) studenten tussen 18 en 25 jaar die (2) ingeschreven zijn aan een Belgische of buitenlandse onderwijsinstelling voor minstens 27 studiepunten of 17 lesuren per week, (3) regelmatig lessen volgen (met een bevestiging via een attest van de school) en (4) een zelfstandige activiteit uitoefenen zonder gezagsverhouding met een werkgever.
Studenten-zelfstandigen kunnen vrijgesteld worden van het betalen van sociale bijdragen indien hun netto belastbaar beroepsinkomen (dit is bruto bezoldiging verminderd met sociale zekerheidsbijdragen en werkelijke/ forfaitaire (3%) kosten) niet meer bedraagt dan 6.648,12 EUR (bedrag 2017). Hiervoor moet wel een aanvraag voor vrijstelling van sociale bijdragen worden ingediend bij het sociaal verzekeringsfonds. Wanneer dit niet gebeurt, zal de voorlopige bijdrage in bijberoep van +/80 EUR per kwartaal worden aangerekend.
Een verminderde sociale bijdrage zal worden aangerekend wanneer het netto belastbaar beroepsinkomen meer bedraagt dan 6.648,12 EUR maar minder dan 13.296,25 EUR (bedragen 2017). De verminderde bijdrage van 20,5% (eerste jaar van zelfstandige activiteit) of 21% (vanaf het tweede jaar van zelfstandige activiteit) is verschuldigd op het verschil tussen het netto belastbaar beroepsinkomen van dat jaar min 6.648,13 EUR (vanaf 2018 wordt het percentage voor iedere zelfstandige gelijkgesteld op 20,5%).
Van zodra het netto belastbaar beroepsinkomen 13.296,25 EUR of meer bedraagt, kunnen de studenten-zelfstandigen niet meer genieten van een vrijstelling of vermindering van sociale bijdragen. In dit geval zijn dezelfde bijdragen van toepassing als voor een zelfstandige in hoofdberoep en zal dus ten minste de minimumbijdrage in hoofdberoep moeten worden betaald.
Op fiscaal vlak zal het nieuwe statuut invloed hebben op de beoordeling of studenten-zelfstandigen al dan niet als kinderen ten laste kunnen worden aanzien.
Om als kind ten laste te worden beschouwd, mogen de netto bestaansmiddelen namelijk niet meer bedragen dan 3.140 EUR (aj. 2017). Om deze bestaansmiddelen te bepalen, worden de bezoldigingen van jobstudenten ten belope van de eerste schijf van 2.610 EUR (aj. 2017) niet meegeteld. Vanaf aanslagjaar 2018 wordt ook voor studenten-zelfstandigen deze eerste schijf aan inkomsten buiten beschouwing gelaten.
De meewerkende echtgenoten onder het maxi-statuut kunnen niet genieten van de regeling van studenten-zelfstandigen.
Ook kunnen de inkomsten van de student-zelfstandige niet in aanmerking komen voor de toepassing van het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten.
De wetgever heeft daarnaast voorzien dat een student-zelfstandige die bedrijfsleidersbezoldigingen ontvangt in bepaalde gevallen toch niet als een persoon ten laste kan beschouwd worden. Meer specifiek is deze uitsluiting van toepassing indien volgende voorwaarden cumulatief voldaan zijn:
Deze nieuwe regeling is in werking getreden op 1 januari 2017. De fiscale bepalingen zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2018.
Om van het statuut van student-zelfstandige te kunnen genieten, moet er een uitdrukkelijke aanvraag ingediend worden.
Wenst u begeleiding bij de aanvraag van dit statuut? Neem gerust contact op met één van onze specialisten via contact@vdl.be.
Ellen Verstraete
Senior Manager Social Legal ellen.verstraete@vdl.be
Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.