door Els Van Eenhooge en Julie Vantomme
Het ontwerp van de Programmawet werd op 7 december 2016 neergelegd. Hierin zijn volgende fiscale maatregelen opgenomen: de verhoging van het voordeel alle aard in de verworpen uitgaven, de afschaffing van de speculatiebelasting, de verhoging van de roerende voorheffing en ten slotte de aanpak van de interne meerwaarden. Deze wijzigingen treden in werking vanaf 1 januari 2017.
Wanneer een vennootschap een bedrijfswagen ter beschikking stelt van haar werknemers, dan moet 17% van het voordeel van alle aard in de verworpen uitgaven worden opgenomen. Dit percentage wordt opgetrokken tot 40% wanneer de werknemer ook een tankkaart ter beschikking krijgt of wanneer hij/zij de brandstofkosten niet zelf betaalt. Bovendien zijn er geen correcties meer mogelijk wanneer de genieter een eigen bijdrage betaalt. Deze nieuwe regel zal ook van toepassing zijn in de rechtspersonenbelasting en in de belasting niet-inwoners.
Verder zal de speculatiebelasting, die werd ingevoerd voor meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van beursgenoteerde aandelen, opties of warrants binnen de zes maanden, wegvallen.
Daarnaast zal, zoals reeds eerder aangegeven, het algemeen tarief van de roerende voorheffing stijgen van 27% naar 30%.
Tegelijkertijd werd ook gesleuteld aan het tarief voor uitkeringen die betrekking hebben op liquidatiereserves. Meer specifiek wordt het tarief van de roerende voorheffing verhoogd van 17% naar 20% voor uitkeringen binnen de 5 jaar na de aanleg van het liquidatiereserve. Dit nieuwe percentage zal van toepassing zijn voor liquidatiesreserves die aangelegd zijn voor een belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is met aanslagjaar 2018. Voor de reeds aangelegde reserves blijft het tarief van 17% behouden.
Voor de toelichting van de nieuwe regeling betreffende interne meerwaarden verwijzen we naar het artikel wijzigingen betreffende interne meerwaarden. Door het nieuw wetgevend initiatief zullen de ingebrachte aandelen voortaan slechts ten belope van de aanschaffingswaarde van de ingebrachte aandelen 'werkelijk gestort kapitaal' vormen. Het hogere gedeelte van de inbrengwaarde zal aangemerkt worden als 'belast reserve'. Bijgevolg zal bij een latere kapitaalvermindering roerende voorheffing verschuldigd zijn op dit gedeelte.
Wie na het lezen van dit artikel verder advies wenst omtrent deze maatregelen, kan onze specialisten steeds contacteren via contact@vdl.be.
Els Van Eenhooge
Partner Tax els.vaneenhooge@vdl.be
Julie Vantomme
Certified Tax Advisor julie.vantomme@vdl.be
Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.