/

/

een dure auto in uw vennootschap: overdreven ... of toch niet ?

29 juli 2016

door Dries Torreele en Julie Vantomme

Een dure auto in uw vennootschap: overdreven ... of toch niet ?

Een dure auto in uw vennootschap: overdreven ... of toch niet ?

Een auto uit een hogere prijsklasse kan ervoor zorgen dat u een goede indruk maakt op uw klanten. Vaak gaat de fiscus hiermee echter niet akkoord en verwerpt zij het overdreven gedeelte van de kostprijs. Hiervoor baseert zij zich op artikel 53, 10° WIB92, dat stelt dat kosten die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen niet aftrekbaar zijn.

Heel wat rechtspraak heeft deze strenge houding van de fiscus veroordeeld. Recentelijk heeft ook de rulingdienst gesteld dat de hoge kostprijs van een wagen niet automatisch mag leiden tot een dergelijke verwerping van een deel van de kosten.

In de voorgelegde situatie oordeelde de rulingcommissie immers dat de kosten van de bedrijfswagen wel aanzienlijk waren maar toch niet op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtroffen. Hiervoor verwees zij naar volgende omstandigheden:

  • De wagen draagt bij tot de uitstraling van de vennootschap in de beroepssector ten aanzien van haar klanten;
  • De dure auto zou, na verkoop van de vorige wagen, de enige bedrijfswagen in de vennootschap worden;
  • De vennootschap heeft voldoende financiële draagkracht om dergelijke wagen aan te schaffen;
  • De gebruiker van de auto wordt op de loonfiche belast op een voordeel van alle aard, terwijl de vennootschap verplicht is om 17% van dit voordeel van alle aard op te nemen in de verworpen uitgaven

Om de redelijkheid van de autokosten te bepalen, moet dus rekening gehouden worden met de concrete omstandigheden.

Heeft u hieromtrent vragen of wenst u bijstand bij een discussie met uw belastingcontroleur? Contacteer één van onze specialisten via tax@vdl.be.

Deel dit artikel

Dries Torreele

Certified Tax Advisor dries.torreele@vdl.be

Julie Vantomme

Certified Tax Advisor julie.vantomme@vdl.be

Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.